collegialiteit

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • col·le·gi·a·li·teit
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord collegialiteit collegialiteiten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de collegialiteitv

  1. eigenschap van beroepsbeoefenaren: dat je je collega’s helpt en ondersteunt wanneer dat nodig is
    • „We moeten allemaal enige verantwoordelijkheid nemen voor de losse, relaxte collegialiteit die we opbouwen met jonge artiesten, die tot de ongepaste aanname heeft geleid dat zij volwassen zijn en in staat zijn volwassen keuzes te maken.”[2] 
    • Het wordt wellicht ingewikkelder voor de collegialiteit wanneer er gevoelens bij komen kijken. Al helemaal als iemand die gevoelens ontwikkelt voor zijn of haar manager.[3] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Telegraaf 15 jan. 2018
  3. de Telegraaf 14 dec. 2017
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be