collectiviseer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • col·lec·ti·vi·seer

Werkwoord

vervoeging van
collectiviseren

collectiviseer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van collectiviseren
    • Ik collectiviseer. 
  2. gebiedende wijs van collectiviseren
    • Collectiviseer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van collectiviseren
    • Collectiviseer je?