cohousing

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

cohousing
Uitspraak
Woordafbreking
  • co·hou·sing
Woordherkomst en -opbouw
  • uit het Engels [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord cohousing
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de cohousingv / m

  1. een alternatieve woonvorm waarbij een groep bewoners in verschillende woningen van meerdere, gemeenschappelijke voorzieningen gebruikmaken
     Dit idee van ”cohousing”, het samenleven in een woongroep, lanceerde de ChristenUnie in Amersfoort donderdag.[2]
Synoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. cohousing op website: Etymologiebank.nl
  2. Bronlink Weblink bron “ChristenUnie Amersfoort bepleit woongroepen voor asielzoeker en student” (28 augustus 2015), Reformatorisch Dagblad