cognac

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Cognac met cognacglas
Uitspraak
Woordafbreking
  • cog·nac
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘soort brandewijn’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1790 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord cognac cognacs
verkleinwoord cognacje cognacjes

Zelfstandig naamwoord

de cognacm

  1. (drinken) Franse brandewijn die in en rond Cognac uit wijn gestookt wordt
    • Achter haar ogenschijnlijke vrolijkheid, haar sigaret en haar glas cognac school een diep doorleefd besef van de existentiële tragiek.[2] 
     En wat kon hij daar in godsnaam op antwoorden? Ze had een grote fles cognac in huis. En wat maakte het uit, het was nog vroeg.[3]
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen