codificeerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • co·di·fi·ceer·de

Werkwoord

vervoeging van
codificeren

codificeerde

  1. enkelvoud verleden tijd van codificeren
    • Ik codificeerde. 
    • Jij codificeerde. 
    • Hij, zij, het codificeerde.