coalitiegenoot

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • co·a·li·tie·ge·noot
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord coalitiegenoot coalitiegenoten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de coalitiegenootm

  1. (politiek) politieke partij waarmee men samen een regering vormt
     Ook coalitiegenoot D66 vindt dat knelpunten moeten worden opgelost, maar volgens Kamerlid Bergkamp slaat de minister stappen over. "Hier moet geen campagne-De Jonge van worden gemaakt; de Kamer en de gemeenten zijn nauwelijks meegenomen", zegt Bergkamp.[1]
     Coalitiegenoot ChristenUnie vindt het goed dat het kabinet "opnieuw fors extra investeert in leraren". Volgens Kamerlid Bruins is ook een compliment aan de bonden op zijn plaats. Hij benadrukt dat de manier waarop het kabinet nu de portemonnee trekt de snelste manier is om het extra geld nu echt in de klas te krijgen.[2]
Synoniemen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 26 oktober 2022 Weblink bron
    NOS Nieuws
    “De Jonge: vreselijke bureaucratie in jeugdzorg aanpakken” (Vrijdag 8 november 2019, 11:56), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 26 oktober 2022 Weblink bron
    NOS Nieuws
    “Kamer blij met extra geld voor aanpak lerarentekort en werkdruk” (Zaterdag 2 november 2019, 12:45), NOS