coöpereerden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • coö·pe·reer·den, co·ope·reer·den

Werkwoord

vervoeging van
coöpereren

coöpereerden

  1. meervoud verleden tijd van coöpereren
    • Wij coöpereerden. 
    • Jullie coöpereerden. 
    • Zij coöpereerden.