coöpereerden
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- coö·pe·reer·den, co·ope·reer·den
Werkwoord
vervoeging van |
---|
coöpereren |
coöpereerden
- meervoud verleden tijd van coöpereren
- Wij coöpereerden.
- Jullie coöpereerden.
- Zij coöpereerden.
- Wij coöpereerden.