clublokaal
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: clublokaal (hulp, bestand)
Woordafbreking
- club·lo·kaal
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | clublokaal | clublokalen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
het clublokaal o
- ruimte waarin de leden van een sportclub of andere vereniging bijeen kunnen komen
- ▸ Na een bijeenkomst in een clublokaal, waar Jan Myrdal de hoofdtoespraak hield, wachtte de oproerpolitie met paarden buiten en toen de deelnemers aan de bijeenkomst de straat op liepen viel de politie aan, kwam aanrennen of -rijden en mishandelde mensen die alle kanten op probeerden te vluchten.[2]
Gangbaarheid
- Het woord clublokaal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“1968, De grote eeuw deel 7” (2017), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044633535