clubdag

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • club·dag
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord clubdag clubdagen
verkleinwoord clubdagje clubdagjes

Zelfstandig naamwoord

de clubdagm

  1. feestelijke dag waarop een club allerlei activiteiten organiseert voor de leden en de niet-leden
    • De hond Wietze van Gremley's Home van de familie Niks-Bakker uit Westerhaar-Vriezenveensewijk is verkozen tot Shih Tzu reu van het Jaar 2010. Dat is zondag gebeurd tijdens de jaarlijkse clubdag van de Shih Tzu Club Nederland in Heinenoord. [1] 
    • De Open Dag van voetbalvereniging Quick'20 wordt dit jaar een echte clubdag voor leden én niet-leden. Met een flink aantal hoogtepunten, zoals vanzelfsprekend de presentatie van de eerste selectie op het hoofdveld. De Open Dag wordt gehouden op zaterdag 25 augustus op sportpark Vondersweijde aan de Primulastraat. [2] 
    • Nieuwe gezichten en oude bekenden. Dit zijn de mensen die FC Twente het komende seizoen gaan maken, samen met de supporters natuurlijk. Op de clubdag afgelopen week verschenen selectie en technische staf allemaal voor de lens van onze fotograaf Emiel Muijderman. Hierbij de portrettengalerij, om de gezichten alvast goed in het geheugen te prenten en daardoor het hele seizoen deskundig commentaar te kunnen leveren. [3] 
Hyponiemen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
92 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen