clocher
Uiterlijk
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
clocher |
clochais |
cloché |
eerste groep | volledig |
clocher
- onovergankelijk niet kloppen, niet in orde/verkeerd zijn
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|
zonder lidwoord | met lidwoord | zonder lidwoord | met lidwoord |
clocher | le clocher | clochers | les clochers |
clocher m
- (tijdrekening), (bouwkunde) klokkentoren
- (wiskunde) piek [2]