cloaca

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • clo·a·ca
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘lichaamsholte van sommige dieren’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1908 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord cloaca cloaca's
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

cloaca v/m

  1. (biologie) de gecombineerde darm- en urineuitgang bij bepaalde diersoorten
Vertalingen

Gangbaarheid

66 % van de Nederlanders;
73 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen