clavis

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • cla·vis
Woordherkomst en -opbouw
  • van Latijn clavis "sleutel", in het middeleeuws Latijn ook de benaming voor de toets van een orgel, omdat die wel iets had van de toenmalige sleutels en zorgde voor afsluiting van het ventiel van de orgelpijp [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord clavis claves
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de clavisv

  1. (letterkunde) verklaring bij een symbolisch verhaal dat daarin voorkomende elementen koppelt aan hun achterliggende betekenis of personages koppelt aan bestaande personen
    • Toch blijft deze studie meer dan een boek over Van Mander: de commentaar op de "Grondt" is een goudmijn van renaissancistische kultuur, een soort clavis die in zijn noodgedwongen veelzijdigheid de densiteit van Van Manders boodschap wellicht nog overtreft. [2]
  2. (muziek) (muzieknotatie) koppeling van een bepaalde lijn in de notenbalk aan een bepaalde toon met een teken op die lijn, zodat de toonhoogte van de daarop volgende muziek vastligt
  3. (muziek) klep op blaasinstrument om toonhoogte te regelen
  4. (muziek) met de voet bediende toets van een orgel
    • Het regeerwerk van het pedaal is meer een drukwerk dan een trekwerk te noemen, want in plaats dat er, als bij het manuaal, stiften op de toetsen staan, die met de abstracten verbonden zijn, bevindt zich hier onder elke clavis een steker, een dun houten staafje, aan beide einden van een stift voorzien, van welke de bovenste door den toets, de onderste door den eersten arm der onder hem liggende wel gaat; de clavis drukt nu den steker, de laatste weder de wel nederwaarts, en de tweede arm van de wel trekt nu de aan hem hangende abstract tot zich. [3]
Synoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen


Latijn

Zelfstandig naamwoord

clavis v

  1. sleutel
Verbuiging