civiliseerden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ci·vi·li·seer·den

Werkwoord

vervoeging van
civiliseren

civiliseerden

  1. meervoud verleden tijd van civiliseren
    • Wij civiliseerden. 
    • Jullie civiliseerden. 
    • Zij civiliseerden.