citeer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ci·teer

Werkwoord

vervoeging van
citeren

citeer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van citeren
    • Ik citeer. 
  2. gebiedende wijs van citeren
    • Citeer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van citeren
    • Citeer je?