ciseleerder
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: ciseleerder (hulp, bestand)
Woordafbreking
- ci·se·leer·der
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van ciseleren met het achtervoegsel -der[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ciseleerder | ciseleerders |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de ciseleerder m
Gangbaarheid
- Het woord ciseleerder staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.