cimbalom

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

cimbalom
Uitspraak
Woordafbreking
  • cim·ba·lom
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord cimbalom cimbaloms
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

cimbalom m/o

  1. (muziek) traditioneel snaarinstrument dat behoort tot de plankciters; citer die percussief bespeeld wordt
     Het is de snaar van een viool die het krakende geluid maakt. Op de tweede viool wordt gestreken. Dan komen cimbalom, piano en keyboards erbij.[1]
     We zien een aaneenrijging van scènes ontleend aan Kokoschka's werk: naakte mannen die teksten voordragen, tableaus over zijn oorlogsverwondingen en over zijn angst voor vrouwen, sketches over zijn heftige affaire met Alma Mahler, allemaal met brille ontleend aan zijn visuele stijl, met verwrongen mimiek en lichaamshoudingen en een soundtrack van de muzikanten van de Veenfabriek die nu eens lawaaiig in de weer zijn met bekkens en sirenes en dan weer verrassend melancholieke muziek maken met klokkenspel en cimbalom.[2]

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Renée van Marissing
    “Onze kinderen” (2021), Em. Querido's Uitgeverij op Wikipedia, ISBN 9789021414461
  2. Bronlink geraadpleegd op 3 mei 2022 Weblink bron “Meeslepende groteske gekkigheid” (26 maart 2010), Het Parool