cijferaar
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- cij·fe·raar
Woordherkomst en -opbouw
Naamwoord van handeling van cijferen met het achtervoegsel -aar
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | cijferaar | cijferaars |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de cijferaar m
- (beroep) iemand rekent
- calculerende burger
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord cijferaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "cijferaar" herkend door:
86 % | van de Nederlanders; |
91 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be