cibleert
Uiterlijk
- ci·bleert
vervoeging van |
---|
cibleren |
cibleert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van cibleren
- Jij cibleert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van cibleren
- Hij cibleert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van cibleren
- Cibleert!
- Het woord cibleert staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.