chocoladen
Uiterlijk
- Geluid: chocoladen (hulp, bestand)
- cho·co·la·den
- afleiding van chocolade
stellend | |
---|---|
onverbogen | chocoladen |
verbogen | |
partitief | chocoladens |
chocoladen
- gemaakt van chocola, chocola bevattend
- ▸ ‘Schuimpiet’ kreeg van de Sint een chocoladen H.[1]
- Het woord chocoladen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Weblink bron Hans van der Beek“Feestje van de dag: Sint neemt een dame op schoot” (6 december 2018), Het Parool