chicaneerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • chi·ca·neer·de

Werkwoord

vervoeging van
chicaneren

chicaneerde

  1. enkelvoud verleden tijd van chicaneren
    • Ik chicaneerde. 
    • Jij chicaneerde. 
    • Hij, zij, het chicaneerde.