checker
Uiterlijk
- chec·ker
- Uit het Engels
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | checker | checkers |
verkleinwoord | - | - |
de checker m
- iemand die of iets dat checkt
- Het woord checker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
enkelvoud | meervoud |
---|---|
checker | checkers |
checker
- checker, controleur, iemand die/iets wat checkt/controleert
- (spel) damschijf
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to checker |
he/she/it | checkers |
verleden tijd | checkered |
voltooid deelwoord |
checkered |
onvoltooid deelwoord |
checkering |
gebiedende wijs | checker |
checker
- overgankelijk afwisselend wit en donker (zoals op een dambord) markeren
- onovergankelijk afwisselend witte en donkere plekken (zoals een dambord) vertonen
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 7
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Woorden in het Engels
- Woorden in het Engels van lengte 7
- Woorden in het Engels met audioweergave
- Achtervoegsel -er in het Engels
- Zelfstandig naamwoord in het Engels
- Spel in het Engels
- Werkwoord in het Engels
- Overgankelijk werkwoord in het Engels
- Onovergankelijk werkwoord in het Engels