chanteert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • chan·teert

Werkwoord

vervoeging van
chanteren

chanteert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van chanteren
    • Jij chanteert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van chanteren
    • Hij chanteert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van chanteren
    • Chanteert!