cenotaaf

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ce·no·taaf
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘leeg grafmonument’ voor het eerst aangetroffen in 1824 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord cenotaaf cenotafen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de cenotaafm [3]

  1. leeg grafmonument voor iemand die elders begraven is of onvindbaar is

Gangbaarheid

27 % van de Nederlanders;
37 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen