celgenoot
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- cel·ge·noot
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van cel en genoot
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | celgenoot | celgenoten |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
celgenoot m
- persoon waarmee men een cel deelt
Afgeleide begrippen
Gangbaarheid
- Het woord celgenoot staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "celgenoot" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be