cejar
Uiterlijk
- ce·jar
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
cejar |
cejaba |
cejado |
volledig |
cejar
- opgeven, afzien van
- achteruitgaan, achteruitlopen, achteruitrijden
- [2] retroceder
- cejar in: Diccionario de la lengua española, 23e druk, op website: Real academia española