caupona

Uit WikiWoordenboek

Latijn

Uitspraak
  • IPA: /ˈkaʊ̯.poː.na/
Woordafbreking
  • cau·po·na
Woordherkomst en -opbouw
  • De vrouwelijke vorm van caupo ("herbergier").

Zelfstandig naamwoord

caupōna v

  1. herberg, kroeg
    «cauponam exercere»
    een kroeg openhouden
  2. herbergierster, waardin
    «caupona hic tamen una Syra[1]»
    er was hier nochtans één Syrische waardin
Synoniemen
Verbuiging


Verwijzingen

  1. Lucilius, Saturae, fr. 128 Mueller.