castreert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • cas·treert

Werkwoord

vervoeging van
castreren

castreert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van castreren
    • Jij castreert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van castreren
    • Hij castreert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van castreren
    • Castreert!