cassoulet

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

cassoulet
Uitspraak
Woordafbreking
  • cas·sou·let
Woordherkomst en -opbouw
  • uit het Frans [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord cassoulet cassoulets
verkleinwoord cassouletje cassouletjes

Zelfstandig naamwoord

de cassouletm

  1. ragout van diverse vleessoorten en witte bonen smeuïg gemaakt met ganzen- of eendenvet
     Deze heerlijke cassoulet met geitenkaas, kip en parelgort is gebaseerd op de Franse keuken. Aangezien je stooft de kip krijgt het gerecht bovendien een vollere smaak.[2]
     En tot slot de cassoulet. In het verhaal in VRIJ zegt de Franse chef Yves Coster van Yves Delicatesse zeer duidelijk dat het pas lekker is al je het twee keer warm maakt. En zo is het. Drie keer nog lekkerder. Ganzenvet, zeggen de Franse recepten maar dat hoeft niet. Olijfolie is ook goed. Wel een lekker vet worstje nemen.[3]

Gangbaarheid

64 % van de Nederlanders;
73 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. cassoulet op website: Etymologiebank.nl
  2. Bronlink Weblink bron “Recept van de dag: Cassoulet met geitenkaas, kip en parelgort” (26-09-2018), Tubantia
  3. Bronlink Weblink bron “Niet voor spek en bonen” (08 feb. 2019), De Telegraaf
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be