cashflow

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • cash·flow
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘netto winst plus afschrijvingen’ voor het eerst aangetroffen in 1975 [1]
  • van het Engels samenstelling van  cash  en  flow  [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord cashflow cashflows
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de cashflowm

  1. (economie) de in- en uitstroom van liquide middelen
     De cashflow die hiermee is gemoeid, loopt in de miljarden euro's.[3]
     Jezus! Waren ze plotseling allemaal miljonair? Wat verder de behoefte aan cashflow betrof, vervolgde directeur Solveig de presentatie met onverstoorbaar zelfvertrouwen, werden natuurlijk alle huurinkomsten overgeheveld naar rentekosten en herstelwerkzaamheden om het bedrijf niet te belasten met onnodige belastinguitgaven.[4]
Synoniemen
Hyponiemen

Gangbaarheid

92 % van de Nederlanders;
89 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen