carnavalsstoet
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- car·na·vals·stoet
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | carnavalsstoet | carnavalsstoeten |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de carnavalsstoet m
- (feest) optocht die deel uitmaakt van het carnavalsfeest en bestaat uit verklede mensen en praalwagens
- ▸ Het was het beeld van het carnaval van de Vlaamse stad Aalst van vorig jaar: een praalwagen met dansende mannen met pijpenkrullen, haakneuzen, uitpuilende geldkisten en geknutselde ratten. Joodse stereotypische karikaturen die volgens een groot deel van de wereld niet op zo'n feest thuis horen. Als zondag de carnavalsstoet weer door de stad rijdt, kijkt de hele wereld mee.[2]
- ▸ Het Zomercarnaval wordt dit weekend gehouden. Hoogtepunt is de Straatparade overmorgen, een tropische carnavalsstoet die honderdduizenden belangstellenden trekt. Vorig jaar ging het niet door vanwege een zware zomerstorm.[3]
Synoniemen
Vertalingen
1. optocht die deel uitmaakt van het carnavalsfeest
Gangbaarheid
- Het woord carnavalsstoet staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.