carboniseerde
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- car·bo·ni·seer·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
carboniseren |
carboniseerde
- enkelvoud verleden tijd van carboniseren
- Ik carboniseerde.
- Jij carboniseerde.
- Hij, zij, het carboniseerde.
- Ik carboniseerde.