candide

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  candide    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• can·di·de

Woordherkomst en -opbouw

	stellend	vergrotend	overtreffend
onverbogen	candide	candider	candiedst
verbogen		candidere	candiedste
partitief	candides	candiders	-

Bijvoeglijk naamwoord

candide

1. oprecht, zuiver
2. argeloos, naïef

Gangbaarheid

• Het woord candide staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.

Frans

Uitspraak

• Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
• IPA: /kɑ̃.did/

Woordherkomst en -opbouw

• leenwoord van Latijn candidus "stralend wit"

	enkelvoud	meervoud
mannelijk  /   vrouwelijk	candide	candides

Bijvoeglijk naamwoord

candide

1. candide [1]; oprecht
2. candide [2]; argeloos, naïef

Verwante begrippen

• candeur

Overerving en ontlening

• Nederlands: candide