camo

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ca·mo
Woordherkomst en -opbouw
  • afkorting uit het Engels continuing airworthiness management organisation
enkelvoud meervoud
naamwoord camo camo's
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de camom

  1. afkorting uit het Engels continuing airworthiness management organisation
  2. verkorting van camouflage
     Amaroks en zware 4-tonners rijden af en aan in Doorn. Tien mariniers met zware bepakking, wapen over de schouder, lopen zich in het zweet op de atletiekbaan van de marinierskazerne. Bikkels. Blote armen in de vrieskou. Hoeveel rondjes nog? „Veel te veel”, hijgt een vechtjas in camo-shirtje.[1]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Bronlink Weblink bron
    Gerard ten Voorde
    “Mariniers opgelucht nu verhuizing naar Vlissingen uit beeld verdwijnt” (12 februari 2020), Reformatorisch Dagblad