cameramens

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ca·me·ra·mens
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord cameramens cameramensen
verkleinwoord cameramensje cameramensjes

Zelfstandig naamwoord

de cameramensm

  1. (beroep) beroep waarbij het bedienen een video- en/of filmcamera centraal staat
    • Om alles zo goed mogelijk in beeld te brengen, worden er in de zittingszaal enkele microfoons opgesteld. De cameramensen filmen vlak bij het beklaagdenbankje en de tafel van de rechter en het Openbaar Ministerie. Bij het einde van de trap naar de verdieping van het kasteel hangen de makers telkens een papier met de melding dat er opnames plaatsvinden. [1] 
  2. diegene die de camera bedient
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Gazet van Antwerpen 7 feb. 2020 De Rechtbank strijkt neer op de rechtbank