cadeautjes
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: cadeautjes (hulp, bestand)
Woordafbreking
- ca·deau·tjes
Zelfstandig naamwoord
de cadeautjes mv
- verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord cadeau
- ▸ Aangezien de tweeling vrijdagavond steevast bloednerveus werd vanwege de aanstaande cadeautjes en het partijtje, sliep niemand die nacht fatsoenlijk.[1]