buxus
Uiterlijk

- buxus
- via Middelnederlands buxus van Latijn buxus [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | buxus | buxussen |
verkleinwoord | buxusje | buxusjes |
de buxus m
- (plantkunde) Buxus sp.
een geslacht van struiken en heesters uit de buxusfamilie (Buxaceae).
- Heggen van buxus kunnen door zorgvuldig snoeien allerlei vormen gegeven worden.
- Het woord buxus staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "buxus" herkend door:
86 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ buxus op website: Etymologiebank.nl
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
buxus v
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | buxus | buxī |
genitief | buxī | buxōrum |
datief | buxō | buxīs |
accusatief | buxum | buxōs |
vocatief | buxe | buxī |
ablatief | buxō | buxīs |
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 5
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 2 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Plantkunde in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 86 %
- Prevalentie Vlaanderen 93 %
- Woorden in het Latijn
- Zelfstandig naamwoord in het Latijn
- Zelfstandig naamwoord van de 2de verbuiging in het Latijn