buurtwinkel

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • buurt·win·kel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord buurtwinkel buurtwinkels
verkleinwoord buurtwinkeltje buurtwinkeltjes

Zelfstandig naamwoord

de buurtwinkelm

  1. kleine winkel voor de dagelijkse boodschappen gericht op mensen die in de directe nabijheid van de winkel wonen
    • Ten slotte zie ik nog een reden voor het verlies aan status van de intelligentsia. De boze burger heeft gelijk: de intellectuele elite heeft zich losgezongen van het volk. Nog niet zo lang geleden, misschien een eeuw, zaten ze overal, mensen die verder dachten dan het eigen belang op de korte termijn. De elite bestond uit een kleine groep waarin vooral afkomst telde. Qua intellectuele vaardigheden onderscheidde zij zich nauwelijks van het volk. Numeriek waren er veel meer mensen met een helder verstand onder het volk dan onder de elite. Je kwam ze dus tegen in de familie, in de kerk, op het werk, op de school van de kinderen, in de buurtwinkel. De meesten waren niet hooggeschoold, maar hun intellectueel talent was voor hun omgeving onmiskenbaar en mensen profiteerden ervan. Natuurlijk leidde het ook tot conflicten. Maar dat hield de gemeenschap dynamisch. [1] 
Synoniemen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. NRC 2 december 2016
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be