buurde
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- buur·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
buren |
buurde
- enkelvoud verleden tijd van buren
- Ik buurde.
- Jij buurde.
- Hij, zij, het buurde.
- Ik buurde.