buufjes
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- buuf·jes
Woordherkomst en -opbouw
- buufje met uitgang -s
Zelfstandig naamwoord
de buufjes mv
- verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord buuf
- De andere buufjes keken me ook een beetje verbaasd aan en toen zei gastvrouw ook nog dat ze niet meer verwacht had dat ik nog zou komen. [1]
Synoniemen
Verwijzingen
- ↑ Glorie, P.@ the USA (2011) lulu.com; ISBN 9789081662918; p. 76; geraadpleegd 2018-07-13