busverkeer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bus·ver·keer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord busverkeer
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het busverkeero

  1. (verkeer) het rijden van autobussen, het rijden van touringcars
     Burgemeester Bloomberg, nogal casual gekleed wat de indruk versterkt dat hij de stad elk moment kan verlaten, zegt dat Cuomo de mta heeft opgedragen om vanavond het busverkeer stil te leggen vanaf 19.00 uur en de metro vanaf 21.00 uur.[2]
     Ook mag er in het land niet meer gereisd worden, tenzij strikt noodzakelijk. Het busverkeer tussen steden is aan banden gelegd.[3]
Verwante begrippen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Johan Harstad (vert. Edith Koenders en Paula Stevens)
    “Max, Mischa & het Tet-offensief” (2017), Podium op Wikipedia, ISBN 9789057598500
  3. Bronlink geraadpleegd op 5 februari 2022 Weblink bron “Turkije legt al het internationale vliegverkeer stil” (28-03-2020), NOS