bustrip

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bus·trip
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bustrip bustrips
verkleinwoord bustripje bustripjes

Zelfstandig naamwoord

de bustripm

  1. een korte reis die men maakt met een touringcar
    • Toen we halverwege de bustrip te horen kregen waar we naartoe gingen - het Stedelijk Museum - viel de sensatie snel uiteen in plakjes teleurstelling. Met vijftig scholieren sjokte ik naar binnen, waar ik oog in oog kwam te staan met een blauwe monochroom. Tsja.' [1] 
    • Het is de verzamelplek van de zogenoemde kleptocraten-tour: een bustrip langs peperdure panden die in handen zijn van dubieuze Russische investeerders. “Vice-premier Igor Shoevalov kocht dat appartement voor 11,4 miljoen pond”, zegt Rachel Davies van anti-corruptieorganisatie Transparency International. [2] 
Synoniemen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Het Parool Ellen den Hollander 04-05-18 A. Plukker & K Visbeen 10 september 2015
  2. Tubantia S. van Kleef 5 april 2018, Superrijke Russen blijven luxe leven in vijandig Londen
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be