bustocht

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bus·tocht
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bustocht bustochten
verkleinwoord bustochtje bustochtjes

Zelfstandig naamwoord

de bustochtm

  1. een reisje met een autobus
    • Er komen onder anderen Canadese jongeren die met Markelose leeftijdgenoten deelnemen aan de tweede editie van de Frank Graham Cycle Liberation Tour. Dat is een fiets- en bustocht vanaf voormalig concentratiekamp Auschwitz naar Markelo. [1] 
    • De Beekse Bergen in Hilvarenbeek houdt tijdens Roze Maandag een speciale Roze Safari in het park. Dat meldt de Beekse Bergen op haar website. Op 20 juli worden er bustochten georganiseerd om homoseksualiteit onder dieren onder de aandacht te brengen. [2] 
    • De spelers en staf van Leicester City zijn maandag door zo'n 250.000 fans gehuldigd. De kampioen van de Engelse Premier League maakte een bustocht door de stad, die al vanaf het middaguur vol stroomde met supporters. [3] 

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen