Naar inhoud springen

burgemeester

Uit WikiWoordenboek
[1] burgemeester
[2] burgemeester van een molen
  • bur·ge·mees·ter
enkelvoud meervoud
naamwoord burgemeester burgemeesters
verkleinwoord burgemeestertje burgemeestertjes

deburgemeesterm

  1. (beroep), (politiek) hoofd van het gemeentebestuur
    • De burgemeester sprak met de pers deze ochtend. 
     Burgemeester Ron König zegt "buitengewoon trots" te zijn op het team. "Go Ahead Eagles heeft echt voetbal laten zien zoals het hoort te zijn", vindt hij. "Heel Deventer is uitzinnig van blijdschap en terecht! We gaan woensdag het elftal groots onthalen en huldigen."[3]
     Ik neem aan dat het nu over raadsleden, burgemeesters en dat soort lui gaat. En hoger.[4]
  2. (molenaarsambacht) het bord onder de spil van een molen
     Bovendien bleek de burgemeester aangetast door de bonte knaagkever en moest dus vernieuwd worden.[5]
  3. (steltloperachtigen) de naam van een tweetal meeuwensoorten:
    de grote burgemeester
    de kleine burgemeester

[1] "hoofd van het gemeentebestuur"

Iemand die met de vijand samenwerkt om erger te voorkomen
  • Eens burgemeester, blijft burgemeester
Wie eenmaal een bepaald maatschappelijk aanzien (goed of slecht) heeft, raakt dat niet of heel moeilijk meer kwijt
96 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[6]