bureaucraat

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bu·reau·craat
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bureaucraat bureaucraten
verkleinwoord bureaucraatje bureaucraatjes

Zelfstandig naamwoord

bureaucraat m [2]

  1. uitvoerend ambtenaar in een bureaucratie
  2. ambtenaar die een beleid voert of voorstaat dat centraal geleid wordt door een ambtelijk apparaat (vaak door formele en ingewikkelde ambtelijke reglementeringen die niet op de werkelijke problemen afgestemd zijn)
  3. (pejoratief) eigenmachtig en kleingeestig ambtenaar
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen