buitenspeler

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bui·ten·spe·ler
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord buitenspeler buitenspelers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de buitenspelerm

  1. (voetbal) speler die aan de zijkant van het veld speelt
     Mossou: "Neem de topscorer van dit seizoen, Ollie Watkins. Totaal onopgemerkt als buitenspeler bij Exeter (spelend op het derde niveau, red.). Brentford zag in hem een spits en hij werd in eerste instantie gehaald voor het tweede elftal."[2]
     Met het vertrek van de buitenspeler wordt de klus voor de nieuwe trainer Ron Jans alleen maar uitdagender. Bij zijn komst vorige week liet hij al weten dat Twente "acht spelers en vier keepers heeft".[3]
Synoniemen
Hyponiemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink Weblink bron “Atypisch brentford op drempel van unieke promotie naar premier-league” (DI 4 AUGUSTUS 2020), NOS
  3. Bronlink Weblink bron “Twente neemt afscheid van 'grootste Japanse talent' Nakamura” (DO 25 JUNI 2020), NOS