buitensloot
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: buitensloot (hulp, bestand)
Woordafbreking
- bui·ten·sloot
Werkwoord
vervoeging van |
---|
buitensluiten |
buitensloot
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van buitensluiten
- ... dat ik buitensloot.
- ... dat jij buitensloot.
- ... dat hij, zij, het buitensloot.
- ... dat ik buitensloot.
- ▸ Goedbedoelde adviezen. Uitgesproken in een kamer waarin menselijke warmte de kou buitensloot.[1]
Verwijzingen
- ↑ “All-inclusive” (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht, ISBN 90-229-9182-2