buitenlucht

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bui·ten·lucht
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord buitenlucht
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

buitenlucht v/m

  1. de lucht buiten een gebouw
    • De buitenlucht is meestal veel schoner en dus gezonder dan de binnenlucht. 

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be