buikschuift

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • buik·schuift

Werkwoord

vervoeging van
buikschuiven

buikschuift

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van buikschuiven
    • ... dat jij buikschuift. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van buikschuiven
    • ... dat hij buikschuift.