buikligging

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • buik·lig·ging
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord buikligging buikliggingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de buikliggingv

  1. (medisch) het liggen op de voorkant van het lichaam
     Die komen vaak pratend binnen. "Wel met een beetje een laag zuurstofgehalte. Daarna is het als een kaartenhuis dat instort." Hoewel er nu veel meer over covid-19 bekend is, heeft Van der Staak toch niet het gevoel dat zij heel veel meer kan betekenen voor patiënten. "We hebben wel kennis opgedaan in de eerste golf. Daardoor gaan mensen sneller in buikligging, dat helpt ze."[2]
     Dit doen we echt alleen als het niet anders kan, want zo'n buikligging is heel zwaar voor een patiënt. Hij krijgt allemaal drukplekken in z'n gezicht. Ook het vocht hoopt zich daar op, waardoor het gezicht helemaal opzwelt. Dat is heel akelig om te zien. Zodra het wat beter gaat draaien we de patiënt dus zo snel mogelijk weer op de rug.[3]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 25 maart 2023 Weblink bron “IC-medewerkster: 'Mijn verpleegstershart brak toen ik lekker shoppende mensen zag'” (Dinsdag 15 december 2020, 20:27), NOS
  3. Bronlink geraadpleegd op 25 maart 2023 Weblink bron “'Ik bel z'n familie en vertel hem daarna dat zijn kindjes hem missen'” (Dinsdag 31 maart 2020, 17:00), NOS