buikdansten

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • buik·dans·ten
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
buikdansen

buikdansten

  1. meervoud verleden tijd van buikdansen
    • Wij buikdansten. 
    • Jullie buikdansten. 
    • Zij buikdansten. 
    • Mijn vriendinnen waren blanke meiden, door mijn moeder liefkozend haar blonde dochters genoemd. Tegelijkertijd buikdansten we op zaterdag en aten we shoarma op zondag – ook in de tijd dat het gekruide reepjes­vlees nog niet kant-en-klaar in de schappen van de supermarkt lag. [1]

Gangbaarheid

Verwijzingen